10 trainingsprincipes ISES

Onderaan vind je de 10 trainingspricipes vastgesteld door ISES. Daaronder staan ze ook in het Engels.

Hier vind je de poster gemaakt door ISES om het welzijn van paarden te waarborgen, ook tijdens training.

Dit is een formulier waarmee je je trainer of trainingsmethode kunt evalueren.

10 trainingsprincipes.

1. Geef rekenschap aan alle aspecten rondom veiligheid van mens en paard.
Hou rekening met de grootte van het paard, zijn kracht en vlucht reacties. (H)erken vluchtgedrag, vechtgedrag en/of staakgedrag (verstijven, stokstijf stilstaan ‘bevriezen’) in een vroeg stadium. Minimaliseer het risico op het veroorzaken van pijn, ziekte en verwonding. Zorg dat mens en paard mentaal en fysiek ‘matchen’.

Hier vind je de poster.

2. Geef rekenschap aan de natuurlijke, soortspecifieke, behoeften van het paard.
Door tegemoet te komen aan de natuurlijke (essentiële) basisbehoeften van een paard zoals (semi- permanent) foerageren, (dagelijkse) vrije beweging en soorteigen gezelschap (24 uur per dag) ook als hij in een box woont
Door sociale behoeften van het paard te respecteren. 
Door rekenschap te geven aan het feit dat menselijke acties en plotselinge bewegingen dreigend kunnen overkomen op het paard. Door af te zien van het gebruik van dominante uitingen tijdens interacties.

3. Geef rekenschap aan de mentale en zintuigelijke vermogens van paarden. 
Door te erkennen dat paarden anders denken, zien en horen in vergelijking tot mensen. Overschat noch onderschat de mentale vermogens van het paard. Voorkom bij het duiden van het gedrag van het paard het omschrijven van hoe je denkt dat het paard zich daarbij voelt (blij, verveeld, lui, ondeugend, onbegrepen). Wissel inspannende of moeilijke oefeningen af met makkelijke leuke dingen (voor het paard). Train in verschillende omgevingen, binnen, buiten, bos. Varieer activiteiten: rijden, wandelen, grondwerk, longeren, vrijheidsdressuur, behendigheidsparcours.

4. Geef rekenschap aan de emotionele staat van het paard. 
Door te erkennen en te begrijpen dat paarden bewust voelende wezens zijn, die in staat zijn tot lijden. Moedig daarom positieve emotionele gemoedstoestanden aan. Erken het feit dat consequent handelen het paard optimistisch maakt over de uitkomst van volgende trainingsresultaten. 
Door het voorkomen van pijn, ongemak en/of het oproepen van verwarring of angst.

5. Maak op correcte wijze gebruik van desensitisatie methodes. 
Door te leren hoe desensitisatie technieken correct kunnen worden uitgevoerd: systematische desensitisatie, over-schaduwen, her-conditionering en selectieve bekrachtiging. (door gebruik te maken van een coach met gedegen kennis van verschillende desensitisatie technieken.) 
Door het gebruik van “flooding” te voorkomen (= overval het paard niet door hem te overspoelen met enge dieren, dingen of acties zonder hem een uitweg te bieden). Voorbeeld: paard dat angstig is voor varkens in een varkensstal zetten tussen de varkens.

6. Maak correct gebruik van Operante Conditionering (leren door ‘toeval’ en beloning).
Door te begrijpen dat paarden gedrag herhalen als het hen iets oplevert: dus als ‘iets doen of niet doen’ werkt, dan doen ze het vaker.
Door druk (aanraking) weg te halen op het moment dat het gewenste gedrag begint. Door bijvoorbeeld een voer- of stembeloning te geven op het moment dat het gedrag begint.
Door de de tijd die verstrijkt tussen het begin van het gewenste gedrag en het geven van de beloning (de bekrachtiging) te minimaliseren.
Door het (wanneer passend) combineren van verschillende (typen) beloningen voor hetzelfde gewenste gedrag.
Door straffen te vermijden.

7. Maak correct gebruik van klassieke conditionering (associatief leren, verbanden leggen).
Door te erkennen dat paarden makkelijk verbanden leggen tussen stimuli (acties of gebeurtenissen).
Door altijd een ‘licht’ signaal (bijvoorbeeld signaal van de zit of een halve ophouding) steeds voorafgaand aan een ‘wijken voor druk signaal’ te gebruiken. Als A steeds gebeurt voor B plaats vindt dan wordt A de voorspeller van B. 

8. Maak correct gebruik van de stap-voor-stap benadering, shaping.
Door de training van het gewenste gedrag op te breken in de kleinst mogelijke, voor het paard zeer haalbare (tussen)stapjes en elke (tussen)stap te bevestigen (door herhaling) voor je een stapje verder gaat. Geef zo geleidelijk vorm aan het gewenste gedrag. 
Door telkens maar één element in de context aan te passen (trainer, locatie, signaal). 
Door de training zo te plannen dat de volgende stappen logisch en gemakkelijk zijn voor het paard.

9. Maak correct (consequent) gebruik van signalen, cue’s, hulpen.
Door ervoor te zorgen dat het paard duidelijk het verschil kan opmerken tussen het ene signaal en een ander signaal.
Door ervoor te zorgen dat één signaal maar één betekenis heeft.
Door de timing van de signalen in het ritme van de bewegingsfases van de benen te geven.
Door te voorkomen dat er tegenstrijdige signalen (remmen en drijven tegelijk) gegeven worden.

10. Train ’zelf gedragenheid’ – het op eigen benen lopen
Door het paard te leren zelfstandig door te gaan in een bepaalde gang (stap, draf, galop); tempo, paslengte en richting (door te blijven lopen zonder onophoudelijke signalen van de zit, de benen of de teugels.) 
Door het paard te leren zelf de gewenste hoofd-, hals- en lichaamshoudingen aan te houden. 
Door te vermijden onder druk (of krachtiginwerken) een bepaalde houding te forceren of de houding te onderhouden door onophoudelijke herhalingen van de hulpen.

ISES 10 training principles

Human and horse welfare depend upon training methods and management that demonstrate: 

1. Regard for human and horse safety

  • Acknowledge that horses’ size, power and potential flightiness present a significant risk
  • Avoid provoking aggressive/defensive behaviours (kicking /biting)
  • Ensure recognition of the horse’s dangerous zones (e.g hindquarters)
  • Safe use of tools, equipment and environment
  • Recognise the dangers of being inconsistent or confusing
  • Ensure horses and humans are appropriately matched
  • Avoid using methods or equipment that cause pain, distress or injury to the horse 

“Disregarding safety greatly increases the danger of human-horse interactions”

2. Regard for the nature of horses

  • Ensure welfare needs: lengthy daily foraging, equine company, freedom to move around
  • Avoid aversive management practices (e.g. whisker-trimming, ear-twitching)
  • Avoid assuming a role for dominance in human/horse interactions
  • Recognise signs of pain
  • Respect the social nature of horses (e.g. importance of touch, effects of separation)
  • Avoid movements horses may perceive as threatening (e.g jerky, rushing movements)

“Isolation, restricted locomotion and limited foraging compromise welfare”

3. Regard for horses’ mental and sensory abilities

  • Avoid overestimating the horse’s mental abilities (e.g. “he knows what he did wrong”)
  • Avoid underestimating the horse’s mental abilities (e.g. “It’s only a horse…”)
  • Acknowledge that horses see and hear differently from humans
  • Avoid long training sessions (keep repetitions to a minimum to avoid overloading)
  • Avoid assuming that the horse thinks as humans do
  •  Avoid implying mental states when describing and interpreting horse behaviour

“Over- or underestimating the horse’s mental capabilities can have significant welfare consequences”

4. Regard for current emotional states

  • Ensure trained responses and reinforcements are consistent
  • Avoid the use of pain/constant discomfort in training
  •  Avoid triggering flight/fight/freeze reactions
  • Maintain minimum arousal for the task during training
  • Help the horse to relax with stroking and voice
  • Encourage the horse to adopt relaxed postures as part of training (e.g. head lowering, free rein)
  •  Avoid high arousal when using tactile or food motivators
  • Don’t underestimate horse’s capacity to suffer
  • Encourage positive emotional states in training

“High arousal and lack of reinforcement may lead to stress and negative affective states”

5. Correct use of habituation/desensitization/calming methods

  • Gradually approach objects that the horse is afraid of or, if possible, gradually bring such aversive objects closer to the horse (systematic desensitization)
  • Gain control of the horse’s limb movements (e.g step the horse back) while aversive objects are maintained at a safe distance and gradually brought closer (over-shadowing)
  • Associate aversive stimuli with pleasant outcomes by giving food treats when the horse perceives the scary object (counter-conditioning)
  • Ignore undesirable behaviours and reinforce desirable alternative responses (differential reinforcement)
  • Avoid flooding techniques (forcing the horse to endure aversive stimuli)

“Desensitization techniques that involve flooding may lead to stress and produce phobias”

6. Correct use of Operant Conditioning

  • Understand how operant conditioning works: i.e. performance of behaviours become more or less likely as a result of their consequences.
  • Tactile pressures (e.g. from the bit, leg, spur or whip) must be removed at the onset of the correct response
  • Minimise delays in reinforcement because they are ineffective and unethical
  • Use combined reinforcement (amplify pressure-release rewards with tactile or food rewards where appropriate)
  • Avoid active punishment

“The incorrect use of operant conditioning can lead to serious behaviour problems that manifest as aggression, escape, apathy and compromise welfare”

7. Correct use of Classical Conditioning

  • Train the uptake of light signals by placing them BEFORE a pressure-release sequence
  • Precede all desirable responses with light signals
  • Avoid unwanted stimuli overshadowing desired responses (e.g. the horse may associate an undesirable response with an unintended signal from the environment)

“The absence of benign (light) signals can lead to stress and compromised welfare”

 8. Correct use of Shaping

  • Break down training tasks into the smallest achievable steps and progressively reinforce each step toward the desired behaviour
  • Plan training to make the correct response as obvious and easy as possible
  • Maintain a consistent environment to train a new task and give the horse the time to learn safely and calmly
  • Only change one contextual aspect at a time (e.g trainer, place, signal)

“Poor shaping leads to confusion”

9. Correct use of Signals/Cues

  • Ensure signals are easy for the horse to discriminate from one another
  • Ensure each signals has only one meaning
  • Ensure signals for different responses are never applied concurrently
  • Ensure locomotory signals are applied in timing with limb biomechanics

“Unclear, ambiguous or simultaneous signals lead to confusion”

10. Regard for Self-carriage

  • Aim for self-carriage in all methods and at all levels of training
  • Train the horse to maintain:
    • gait
    • tempo
    • stride length
    • direction
    • head and neck carriage
    • body posture  
  • Avoid forcing any posture
  • Avoid nagging with legs, spurs or reins i.e. avoid trying to maintain responses with relentless signaling.

”Lack of self-carriage can promote hyper-reactive responses and compromise welfare”

Reacties zijn gesloten.